Jan Toorop
De zee te Katwijk
uit: Zoet & Zout
Tracy Metz & Maartje van den Heuvel
Hij woog een volgende steen in zijn hand, staarde in de verblindende lichtvlek. Hij voelde opeens een sterk verlangen dat tegengesteld was aan dat van Paul (maar Paul zou misschien zeggen dat het juist hetzelfde was): de wens er niet meer te zijn, zijn naam te verliezen, niet te hangen aan wat uiteindelijk het wezen van 'ik' uitmaakte en wat ergens zo futiel scheen - een samenstel van particuliere herinneringen en gedachten, geperst in een particulier lichaam. Ja, dacht hij - daarvan bevrijd te zijn, anoniem te worden, alle moleculen hun gang te laten gaan, zich te laten verspreiden, zich over te laten geven en tot in eeuwigheid de krachten van de natuur in zich te voelen ritselen, zoals nu alles rondom hem ritselde op elke aanspoelende golf, die bestond uit druppels die ook weer allemaal ritselden. Wat een bevrijding, wat een gelukzalige voorstelling. Hij smeet de steen. Een moment sidderde en brak de weerschijn. Tak, tak, flof.
uit: Grip
Stephan Enter