Die wegdrijft over land en dag,
Zo zwierf ik tot ik plots een zee
Van dansende narcissen zag:
Onder de bomen langs het meer,
Tienduizend dansend heen en weer.
De golfjes dansten glanzend mee,
Maar niet zo fraai, zo licht van toon.
Gezelschap lachend en tevree
Als dit, is haast een dichtersdroom.
Ik staarde, staarde maar ik dacht
Niet aan de weelde hier gebracht.
Want vaak als ik verzonken lig
In vaag gepeins of ledigheid,
Dan vangt mijn geestesoog hun licht,
De zegen van de eenzaamheid,
Een vreugde die mij diep bevalt:
Narcissen dansend met mijn hart.
William Wordsworth